Berichten over negatieve energieprijzen zijn er de laatste jaren meer en meer. De frequentie ervan neemt echter toe en ook de negatieve prijs kent ongekende dieptes. Op zondag 24 april was er sprake van een laagterecord met 266 € per MWh negatief tussen 12 en 13h.
Exact 14 dagen later staan de kranten er weer vol van. Met opnieuw een laagterecord van nog eens 173% meer dan het vorige. Op 11 mei bedraagt de prijs op de middag 462 € per MWh negatief. Het beeld van die dag is negatief over bijna de volledige zonnige periode van de dag.
Alle redenen voor de afdeling infrastructuur om een factcheck uit te voeren op de stelling: “Negatieve energieprijzen gaan ons veel geld kosten, zeker in de zomermaanden!”
In de persartikels worden de extremen benadrukt. Een jaar telt ongeveer 8760 uren en die hebben allemaal een andere prijs. 2024 telde 408 negatieve uren of iets minder dan 5% van het geheel. Oordelen op basis van één extreme prijs is zich baseren op 0,11 % van het totale urenpakket. Vanaf Juni zal de prijs op de groothandelsmarkt per kwartier bepaald worden. Dit wil zeggen dat er dan voor één jaar 35040 prijzen zullen zijn verdeeld over de maanden, dagen, uren en kwartieren van het jaar.
Prijzen worden uitgedrukt in MWh. In geval van 11 mei heeft een kWh dus een minprijs van 0,462€. Het is dus belangrijk de eigen productiecijfers te kennen en in welk bereik ze liggen. Het cijfer per MWh kan indrukwekkend zijn maar als je per uur 50kW produceert is dat gelijk aan 23€ voor dat specifieke uur! Een zonnige dag start ook vroeg wat opbrengst betreft en eindigt ook later waar in beide gevallen veel kans is op positieve prijzen bij injecties.
Er wordt altijd gesproken van groothandelsprijzen. Er is een verschil met de uiteindelijke prijs die betaald wordt voor een kWh. Bij VEB hebben we een verbruikscontract op basis van een gemengde tariefformule die schommelingen deels uitvlakt. De prijzen die je in de pers leest zijn dus niet de prijzen die uiteindelijk verrekend worden aan de verbruikszijde.
Heffingen, netkosten en leveranciersvergoedingen à rato van ongeveer 120€/MWh moeten bij verbruik altijd betaald worden. Pas bij een bedrag van -121€/MWh wordt er geld verdiend met het verbruiken van elektriciteit. Ook dienen we rekening te houden met het capaciteitsverhaal. De beslissing voorkeur te geven aan verbruik boven opbrengst is niet zomaar te maken.
Eigen opbrengst en eigen verbruik blijven zeer belangrijke elementen. Zowel in bezette als niet bezette periode is er een eigen verbruik dat gedekt wordt door de productie die de zonnepanelen leveren. Niet-bezette periodes staan zelden gelijk aan een nul-verbruik. Het verbruik in al die periodes kan zeer verschillend zijn van gebouw tot gebouw, van school tot school, … Batterijen worden meer en meer relevant.
Tarieven vormen een heel complex systeem met vele parameters die een éénduidig antwoord onmogelijk maken. Simulaties tonen wel aan dat er zeker een gezond evenwicht mogelijk is tussen verbruik, eigen verbruik en injectie.
Enkel en alleen afgaan op negatieve energietarieven is onvoldoende. Er is altijd een ruimere kijk nodig waarbij ook rekening dient gehouden te worden met andere aspecten van het energie-ecosysteem. Dit zal voor elke school en scholengroep anders zijn.
Negatieve tarieven kunnen een showstopper zijn in het verhaal van zonnepanelen maar niet zo direct en grootschalig als artikels doen uitschijnen. Negatieve prijzen zijn een goede aanzet tot data-analyse en om de nodige aandacht te hebben voor het bredere energiemanagement in zijn geheel.