Ja, je hebt (recht op) een GO! account en toegang tot GO! pro.
Contacteer de personeelsdienst van het Huis van het GO!.
Beste GO! collega,
Het is een vaak gehoorde klacht, vooral bij mensen die met de Vlaamse begroting bezig zijn, dat de kost van ons onderwijs pijlsnel de hoogte in schiet. Op het eerste (en wellicht ook het tweede en derde) gezicht valt daar iets voor te zeggen. Het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs, schooljaar 2022-2023, meldt dat het onderwijsbudget in 2018 niet minder dan 13,5 miljard euro bedroeg. In 2023 was dat al opgelopen tot 17,9 miljard euro. De toestand lijkt duidelijk en budgettair ook zorgwekkend.
Laten we even stilstaan bij de cijfers, die je makkelijk terugvindt in het Statistisch Jaarboek. De bedragen hierboven komen uit de zogenaamde geconsolideerde begroting, in lopende prijzen. Dat wil zeggen dat de kost voor 2018 (13,5 miljard euro) het aan onderwijs gespendeerde geld in 2018 betreft. De kost van ons onderwijs in 2023 (17,9 miljard euro) betreft dan het totaalbedrag dat in 2023 aan onderwijs werd uitgegeven. Met dezelfde euro konden we in 2018 echter méér kopen dan in 2023. Daar moeten we ook voor onderwijs rekening mee houden. Het Statistisch Jaarboek vermeldt ook de kost van ons onderwijs in vaste prijzen van 2018. Die prijzen worden gecorrigeerd voor de inflatie tussen 2018 en 2023. Vermits we rekenen in prijzen van 2018 blijft de kost in 2018 hetzelfde: 13,5 miljard euro. De kost voor onderwijs in 2023, in prijzen van 2018, was 15 miljard euro. Tussen 2018 en 2023 is er dus 1,5 miljard euro opgegaan aan inflatie. Door diezelfde inflatie is het budget van de Vlaamse Gemeenschap overigens gestegen van 47 miljard euro in 2018 naar 62,7 euro miljard in 2023 (in lopende prijzen).
Kost per leerling
De inflatie relativeert de stijging van het onderwijsbudget enigszins, maar ze is slechts de helft van het verhaal. Nadenken over de kost van onderwijs doe je best aan de hand van de kost per leerling. Als het aantal leerlingen stijgt, is het begrijpelijk dat ook de kost stijgt. In het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs staat ook de kostprijs per leerling. We krijgen die zelfs opgesplitst per onderwijsniveau. Ook dat is belangrijk, omdat een leerling in het secundair onderwijs meer kost dan een leerling in het basisonderwijs. Daar zijn meerdere redenen voor: er zijn duurdere richtingen in het secundair onderwijs dan in het basisonderwijs, de lonen in het secundair onderwijs zijn gemiddeld wat hoger en het secundair onderwijs heeft meer aanvullend personeel. Zo leren we dat in 2023 een leerling in het gewoon basisonderwijs 6.875 euro kostte en een leerling in het gewoon secundair onderwijs 10.724 euro. Die prijzen zijn alles inbegrepen, wat wil zeggen dat lonen, werkingsmiddelen, investeringen, … meegerekend zijn.
Kijken we naar 2018 dan kostte een leerling in het gewoon basisonderwijs ‘slechts’ 5.129 euro. Ook daar zien we dus een stijging van 1.746 euro op vijf jaar tijd. Die stijging houdt dan weer geen rekening met de inflatie, want het gaat over de kostprijs per leerling in lopende prijzen. Voor een eerlijke inschatting moeten we de kostprijs per leerling in vaste prijzen kennen. Die staan niet in het Statistisch Jaarboek, maar ze zijn makkelijk te berekenen. Statbel, het vroegere Nationaal Bureau voor de Statistiek, berekent trouw de consumptieprijsindex en publiceert die op zijn website. Daar is op te zoeken dat de consumptieprijsindex van januari 2023 (basis 2004) 156,48 was. In januari 2018 was deze index 129,82. We kunnen nu de kostprijs voor een leerling in het gewoon basisonderwijs in 2018, in vaste prijzen van 2023, als volgt berekenen: 5.129 euro (kost in lopende prijs 2018) maal 156,48 (index januari 2023) gedeeld door 129,82 (index januari 2018). Dat geeft een kost van 6.182 euro. In vaste prijzen van 2023 is de kost voor een leerling in het gewoon basisonderwijs tussen 2018 en 2023 dus opgelopen van 6.182 euro naar 6.875 euro. Een flinke stijging van 693 euro, maar minder dan de 1.746 euro in lopende prijzen.
Duurder door bewust beleid
We moeten dus de totale prijs per leerling bekijken en deze omrekenen naar vaste prijzen. Dat doen we best per onderwijsniveau. Laten we nu eens kijken naar het globale plaatje sinds 2001. De groene en grijze curve op de grafiek gaan over het gewoon secundair onderwijs, de oranje en blauwe curve over het gewoon basisonderwijs. De groene en de blauwe curve zijn uitgedrukt in vaste prijzen van 2023, grijs en oranje zijn lopende prijzen. Op het eerste gezicht is er een vreemde evolutie van de vier curves tussen 2007 en 2009. Ze springen omhoog naar 2008 en weer omlaag naar 2009. Het lijkt erop dat 2008 een heel duur jaar was, maar in werkelijkheid had de Vlaamse Regering op het einde van 2008 veel geld over. Toen is beslist om heel wat uitgaven van 2009 vooraf te betalen. Zo werd de overschot van 2008 opgebruikt en de begroting voor 2009 ontlast.
De curves in lopende prijzen (oranje en grijs) stijgen, maar dat is logisch. Er is wel wat inflatie geweest tussen 2001 en 2023 (indexen respectievelijk: 93,20 en 156,48. Inflator: 1,68). Als we naar het gewoon basisonderwijs kijken is duidelijk dat ook de curve in vaste prijzen (blauw) klimt (van 5.082 euro in 2001 naar 6.875 euro in 2023), een stijging met 35%. Een terechte stijging voor ons basisonderwijs, die te maken heeft met bewust beleid van de Vlaamse Regering vóór 2007 en na 2018. Tussen 2007 en 2018 blijft de blauwe curve haast vlak. De daling van de blauwe curve tussen 2022 en 2023 (van 7.051 naar 6.875) komt er door het lerarentekort. Leraren die er niet zijn, worden ook niet betaald.
Eerlijke discussie
Laten we nu eens kijken naar de evolutie van de kostprijs in het gewoon secundair onderwijs. Uiteraard stijgt de grijze curve door de inflatie. De groene curve is interessanter, want die geeft ons de kostprijs per leerling in het gewoon secundair onderwijs in vaste prijzen van 2023. Eigenlijk is die vlak! De kostprijs per leerling secundair in prijzen van 2023 bedroeg in 2001 exact 10.767 euro. In 2023 was dat 10.724 euro, dus 43 euro minder.
Om de werkelijke onderwijskost te bepalen moeten we dus rekening houden met inflatie en met het aantal leerlingen. Dat levert de conclusie op dat de prijs van ons gewoon basisonderwijs is toegenomen, vooral voor 2007 en na 2018. Maar in het gewoon secundair onderwijs kost een leerling vandaag eigenlijk evenveel als twintig jaar geleden.
De gemeenschap spendeert heel veel geld aan ons onderwijs. Dat is zeker een discussie waard. Maar ik denk wel dat we die discussie met eerlijke argumenten moeten voeren.
Koen Pelleriaux
Afgevaardigd bestuurder