Bij de aanvaarding van het lidmaatschap van de Raad moet elk lid:
- verklaren zich niet in een toestand van onverenigbaarheid te bevinden;
- de volgende verklaringen ondertekenen:
Een kandidaat die verkozen is, kan zijn of haar mandaat slechts opnemen als hij of zij de vereiste verklaringen heeft ondertekend en zich op dat ogenblik niet in een toestand van onverenigbaarheid bevindt.
Als een kandidaat het lidmaatschap van de Raad niet aanvaardt, de vermelde verklaringen niet wil ondertekenen, in een toestand van onverenigbaarheid komt of ontslag neemt, wordt hij of zij opgevolgd door de best gerangschikte maar niet verkozen kandidaat binnen de geleding waartoe hij of zij behoorde.
Dezelfde regeling geldt voor de leden die aangeduid worden door de Vlaamse universiteiten en autonome hogescholen, maar in dit geval duiden de universiteiten of hogescholen een nieuw raadslid aan.